Anemometer Meettechnieken en hoe u een anemometer selecteert
Selectie van anemometer/anemometersonde
Het stroomsnelheidsmeetbereik van {{0}} tot 100 m/s kan in drie secties worden verdeeld: lage snelheid: 0 tot 5 m/s; gemiddelde snelheid: 5 tot 40 m/s; hoge snelheid: 40 tot 100 m/s. Thermische sonde van anemometer/anemometer wordt gebruikt voor nauwkeurige metingen van 0 tot 5 m/s; de roterende wielsonde van anemometer/anemometer is ideaal voor het meten van stroomsnelheden van 5 tot 40 m/s; en het gebruik van een pitotbuisblik De beste resultaten worden verkregen in het hogesnelheidsbereik. Een aanvullend criterium voor de juiste keuze van de stroomsnelheidssonde van een anemometer/anemometer is de temperatuur. Over het algemeen bedraagt de bedrijfstemperatuur van de thermische sensor van een windmeter/anemometer ongeveer +-70C. Speciaal ontworpen anemometer/anemometer met roterende sonde die een temperatuur van 350C kan bereiken. Pitotbuis wordt gebruikt boven +350C.
Thermische sonde voor anemometer/anemometer
Het werkingsprincipe van de thermische sonde van de anemometer/anemometer is gebaseerd op de koude impactluchtstroom die de warmte van het verwarmingselement wegneemt. Met behulp van een instelschakelaar om de temperatuur constant te houden, is de instelstroom evenredig met het debiet. Bij gebruik van een thermische sonde in turbulente stroming raakt de luchtstroom vanuit alle richtingen tegelijkertijd het thermische element, wat de nauwkeurigheid van de meetresultaten beïnvloedt. Bij het meten in turbulente stromingen geven thermische anemometer/anemometer-stromingssensoren doorgaans hogere indicaties dan roterende sondes. Bovenstaande verschijnselen kunnen worden waargenomen tijdens leidingmetingen. Afhankelijk van het ontwerp van de manier waarop leidingturbulentie wordt beheerd, kan deze zelfs bij lage snelheden optreden. Daarom moet het meetproces van de anemometer/anemometer worden uitgevoerd op een recht stuk van de buis. Het startpunt van het rechte lijndeel moet minimaal 10×D (D=buisdiameter, eenheid: CM) vóór het meetpunt liggen; het eindpunt moet minimaal 4×D na het meetpunt liggen. Er mag geen obstructie in het vloeistofgedeelte aanwezig zijn. (randen, overhangen, voorwerpen, enz.)
Roterende sonde voor anemometer/anemometer
Het werkingsprincipe van de wielsonde van de anemometer/anemometer is gebaseerd op het omzetten van rotatie in elektrische signalen. Het passeert eerst een nabijheidsinductiestart, "telt" de rotatie van het wiel en genereert een pulsreeks, die vervolgens door de detector wordt omgezet en verwerkt. , kunt u de snelheidswaarde krijgen. De sonde met grote diameter (60 mm, 100 mm) van de anemometer/anemometer is geschikt voor het meten van turbulente stromingen met middelgrote en kleine debieten (zoals bij de leidinguitlaat). De sonde met kleine diameter van de anemometer/anemometer is geschikter voor het meten van de luchtstroom waarbij de doorsnede van de pijp meer dan 100 keer groter is dan de doorsnede van de ontdekkingskop.