Hoe u een digitale multimeter gebruikt om de continuïteit van een circuit te meten
De methode voor het meten van de nulbrandlijn met een digitale multimeter
1. Draai de conversieschakelaar van de multimeter naar de AC 250V- of 500V-positie, sluit een van de sondes aan op de voeding en sluit de andere sonde aan op aarde (zoals een waterleiding of een vochtige plaats).
Wanneer de aflezing van de multimeter 220V nadert, is het gemeten punt de stroomvoerende lijn.
3. Als de naald niet beweegt en de conversieschakelaar van de multimeter één voor één in de laagste versnelling wordt gezet, en er nog steeds geen duidelijke aflezing is, dan is het gemeten punt de nullijn.
4. Als er geen aardverbinding is, kan de methode worden gebruikt: zet de conversieschakelaar van de multimeter op het hoogste niveau van wisselspanning, sluit een willekeurige sonde aan op het gemeten punt van de voeding, houd de andere sonde vast met uw wijsvinger en duim, en als de multimeter dit aangeeft, is het gemeten punt een stroomvoerende draad; Als de wijzer van de multimeter niet beweegt, is dit de nul- of aardedraad.
Hoe gebruik je een digitale multimeter om te meten of een circuit is ingeschakeld of kortgesloten? De werkwijze is als volgt:
1. Is de lijn vrij?
Zet hem op de weerstands- of diodezoemerpositie en meet tussen de twee draden van het circuit. Als de waarde bijna 0 ohm aangeeft of de zoemer klinkt, geeft dit aan dat het circuit soepel is; Als de waarde 1 aangeeft of de zoemer niet klinkt, duidt dit op een open circuit in het circuit.
2. Is er kortsluiting in het circuit?
Zet hem op de weerstands- of diodepieppositie en meet tussen de twee draden van het circuit. Als de waarde bijna 0 ohm aangeeft of de zoemer klinkt, duidt dit op een kortsluiting tussen de twee draden van het circuit; Als de waarde 1 aangeeft of de zoemer niet klinkt, betekent dit dat de twee draden van het circuit normaal zijn en dat er geen kortsluiting is.