Geluidsmeter-bedieningsprocedures en bedieningsprocedures
1. Open de draagtas van de geluidsmeter, haal de geluidsmeter eruit en plaats de sensor.
2. Zet de geluidsmeter in de A-status, test de batterij en kalibreer vervolgens de geluidsmeter.
3. Pas het meetbereik van het instrument aan aan de hand van de gebruikelijke maattabel voor omgevingsgeluidsniveaus.
4, Meting: u kunt snel gebruiken (het meten van de momentane waarde van de omgeving met een grote verandering in het geluidsdrukniveau), langzaam (het meten van de gemiddelde waarde in de omgeving met een kleine verandering in het geluidsdrukniveau), impuls (het meten van de impulsgeluidsbron), filter (het meten van het geluidsniveau van de opgegeven frequentieband) verschillende meetfuncties.
5. Noteer de meetgegevens.
6. Na de meting wordt aanbevolen om de gevoeligheid van de geluidsmeter opnieuw te controleren met een geluidskalibrator om de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van de meetgegevens te garanderen.
7. Ruim de apparatuur op, demonteer de sensor en de batterij en plaats ze terug op de aangewezen locatie.
Geluidsmeter - Gevoeligheidskalibratie
Om de nauwkeurigheid van de meting te garanderen, dient u voor en na gebruik te kalibreren.
Monteer de geluidsniveaukalibrator op de microfoon, schakel de kalibratievoeding in, lees de waarde af, pas de gevoeligheidspotentiometer van de geluidsmeter aan en voltooi de kalibratie.






