De oplossing voor de grote meetfout van de laagdiktemeter
Eén: stroomcontrole. Wanneer de voedingsspanning laag is, geeft het instrument een laagspanningssymbool weer en moet de batterij tijdig worden vervangen om de nauwkeurigheid niet te beïnvloeden. De achtergrondverlichting kan lange tijd niet worden ingeschakeld, om niet te snel batterijvermogen te verbruiken.
Twee: aantal metingen. Gewoonlijk is niet elke aflezing van het instrument precies hetzelfde, dus moeten er in elk meetgebied meerdere metingen worden uitgevoerd, en lokale verschillen in de dikte van de deklaag vereisen ook metingen in een bepaald gebied.
Drie: Bij het meten van gebogen oppervlakken en cilinders, wanneer de kromtestraal klein is, moet het worden gekalibreerd op een ongecoat werkstuk om de meetnauwkeurigheid te garanderen.
Vier: Bij het meten in een concaaf oppervlak met een kleine kromtestraal, moet het opnieuw worden gekalibreerd.
Vijf: controleer of het standaardmonster vervormd is, zoals vervuiling en vervorming, het moet tijdig worden vervangen om te voorkomen dat de meetnauwkeurigheid wordt beïnvloed.
Zes: De sonde is versleten. Controleer of de voorkant van de sonde bedekt is met vuil, maak deze tijdig schoon en houd de sonde schoon. Doordat de sonde langdurig in contact staat met het te meten object, ontstaat er slijtage. Als het vaak wordt gebruikt, moet de sonde op tijd worden vervangen