Wat zijn de verschillen tussen fasecontrastmicroscopen en gewone microscopen?
Fasecontrastmicroscopie is een speciale microscoop die het optische padverschil (dat wil zeggen faseverschil) dat ontstaat wanneer licht door details van een transparant preparaat gaat, omzet in een verschil in lichtintensiteit.
Wanneer licht door een relatief transparant monster gaat, is er geen duidelijke verandering in de golflengte (kleur) en amplitude (helderheid) van het licht. Daarom zijn bij het observeren van ongekleurde exemplaren (zoals levende cellen) met een gewone optische microscoop de morfologie en interne structuur ervan vaak moeilijk te onderscheiden. Als gevolg van de verschillen in brekingsindex en dikte van verschillende delen van de cel zullen de optische padlengten van direct licht en diffractielicht echter verschillend zijn wanneer licht door dit monster gaat. Naarmate de optische padlengte groter of kleiner wordt, verandert de fase van de lichtgolven die versnellen of achterblijven (creëert een faseverschil). Het faseverschil van licht kan niet met het blote oog worden gevoeld, maar de fasecontrastmicroscoop kan zijn speciale apparaat gebruiken - ringvormig diafragma en faseplaat - om het interferentiefenomeen van licht te gebruiken om het faseverschil van licht om te zetten in een amplitudeverschil (licht en donker) die door het menselijk oog kunnen worden waargenomen. verschil), zodat het originele transparante object duidelijke verschillen in licht en donker vertoont, en het contrast wordt verbeterd, waardoor we levende cellen en intracellulaire componenten duidelijker kunnen waarnemen die niet of niet duidelijk zichtbaar zijn onder gewone optische microscopen en donkerveld microscopen. bepaalde microstructuren.
Het beeldprincipe van fasecontrastmicroscoop: de lichtbron voor microscopisch onderzoek kan alleen door de transparante ring van het ringvormige diafragma gaan en vervolgens door de condensor worden gecondenseerd tot een lichtstraal. Wanneer deze lichtbundel door het te inspecteren object gaat, zal het licht anders zijn vanwege de verschillende optische weglengtes van elk onderdeel. mate van afbuiging (diffractie). Omdat het door de transparante ring gevormde beeld toevallig samenvalt met het achterste brandpuntsvlak van de objectieflens en het conjugatievlak op de faseplaat. Daarom gaat het niet-afgebogen directe licht door het geconjugeerde oppervlak, terwijl het afgebogen, afgebogen licht door het compensatie-oppervlak gaat. Vanwege de verschillende eigenschappen van het conjugaatoppervlak en het compensatieoppervlak op de faseplaat zullen ze een bepaald faseverschil en intensiteitsverzwakking veroorzaken in het licht dat respectievelijk door deze twee delen gaat. De twee sets licht worden vervolgens geconvergeerd door de achterste lens en keren terug naar hetzelfde optische pad. Tijdens het reizen zullen het directe licht en het afgebogen licht met elkaar interfereren, waardoor het faseverschil in een amplitudeverschil verandert. Op deze manier zet het licht dat door het kleurloze transparante lichaam valt tijdens fasecontrastmicroscopie het faseverschil dat voor het menselijk oog niet te onderscheiden is, om in een amplitudeverschil (verschil tussen licht en duisternis) dat het menselijk oog wel kan onderscheiden.






